Freek en Giovanni, door F.Witteveen, oud-bestuurder Trias Jeugdzorg

Freek Klaassen is 91 jaar oud en in zijn arbeidzame leven voor een groot deel werkzaam geweest als boekbinder in Nieuwegein. Ik ontmoette Freek eind vorig jaar in het Van ’t Lindenhoutmuseum in Nijmegen, waar ik vrijwilliger ben.

Hij liep iets voorover gebogen en stak keurig in het pak. Hij informeerde naar de conservator, want hij wenste zijn jaarlijkse financiële bijdrage contant te voldoen. Al snel raakte ik uitvoerig met hem aan de praat. Freek kwam na het overlijden van zijn ouders op negenjarige leeftijd terecht in Kinderdorp Neerbosch, gesticht door protestant Johannes van ’t Lindenhout. Bij aankomst moest hij eerst naar het ziekenhuis voor onderzoek, daarna volgde de linnenkamer voor kleding en een matras. Zelf mocht hij de matras met stro vullen. Ruim elf jaar verbleef Freek in Neerbosch. Als volleerd boekbinder verliet hij in 1940 het kinderdorp, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Enkele weken na mijn ontmoeting met Freek las ik in De Volkskrant het aangrijpende verhaal van Giovanni, een verwaarloosd jochie van acht jaar. Deze jongen werd ‘ontvoerd’ door een bezorgde gezinshulp, die zijn leefsituatie niet langer kon aanzien. Een verhaal over kinderleed dat meestal verborgen blijft achter de voordeur.
Weliswaar is in Nederland, gelukkig maar, het aantal weeskinderen drastisch afgenomen, maar daarentegen neemt het aantal verweesde kinderen schrikbarend toe. Hoe kan dit toch ontstaan in een welvaartstaat als Nederland? Wat moeten we in het huidige en toekomstige stelsel van de jeugdzorg met deze verweesde kinderen?

In toenemende mate richt de (provinciale) overheid zich op een snelle doorstoom en uitstroom van cliënten: ‘Opname is slechts een onderbreking van het ambulante traject’ lees ik met regelmaat in koersbepalende beleidsdocumenten. Met de inzet van Eigen Kracht Conferenties (EKc) kunnen ouders zelf de regie weer in handen nemen. En zo is de invoering van ‘trajectfinanciering’ ook een middel om de zelfredzaamheid van cliënten te bespoedigen.

Het is vanzelfsprekend een prachtig en loffelijk streven om met het beschikbare budget zoveel mogelijk gezinnen en kinderen in de knel te helpen en op deze manier de wachtlijsten in de zorg terug te dringen. Maar wat te doen met gezinnen en kinderen die niet zo assertief zijn om met een EKc de regie op te pakken? Gaan zij straks van adres naar adres omdat zij – door een vrijwel uitzichtloos perspectief – een herhaald beroep doen op de jeugdzorg? Wie heeft er oog voor de keerzijde van de overheidsmaatregelen in het verschiet? Nog nooit leven zoveel kinderen in Nederland onder de armoedegrens; in de pleegzorg verblijven meer dan ooit tevoren verweesde kinderen. De Freeks van vroeger en de Giovanni’s van vandaag redden het niet zonder langdurige steun van de overheid, zo luidt mijn stelling.

Freek heeft mede dankzij de steun van de diaconie (particulier initiatief) en dankzij de steun van de overheid een goed leven achter de rug. Ik zeg vooral mede, omdat Freek zelf een veerkrachtig en opgewekt mens is, die in zijn lange leven veel op eigen kracht heeft gerealiseerd. Wij duimen voor Giovanni en vele andere lotgenoten. Ook voor deze kinderen ligt er een maatschappelijke opdracht. Aan jeugdzorgorganisaties als maatschappelijk ondernemers, de taak om die opdracht te vervullen.

35be3c8-1.jpg
Fokko Witteveen
Voorzitter Raad van Bestuur Trias Jeugdhulp