Deel 2 van Contextrijk interveniëren in organisaties
In dit blog, dat het tweede deel vormt van een eerder blog, vertel ik hoe ik in een workshop deelnemers liet ervaren hoe zij met meer succes andere interventies kunnen toepassen. Dit is het geval bij het werken aan organisatieontwikkeling of -verandering. Hierbij gebruikten we onder andere de theorie van Foucault over machtsdynamiek.
Je denkt dat jij de blouse die jij aan hebt uit vrije wil gekocht hebt?
Klopt dat, vroeg ik aan een van de deelnemers?
Foucault (Franse filosoof, 1926-1984) geeft aan dat ‘de markt ons laat geloven dat we de vrijheid hebben.’ Echter, de hele dag ‘worden we gestalkt’ door media, door influencers en door wat we zien in onze eigen omgeving dat deze blouse de blouse is, die je aan moet trekken. We denken dat we vrij zijn, maar dat zijn we niet. Foucault heeft tijdens zijn leven over ‘straffen en disciplinering’ geschreven. Het denken over straffen is in de decennia (over eeuwen heen) veranderd. Lang geleden waren straffen lijfstraffen. Mensen werden publiekelijk lijfelijk toegetakeld om te laten zien wat er gebeurde als je niet gehoorzaamde. Je was voor de rest van je leven verminkt.
Panopticon
Foucault beschrijft het Panopticon. De gevangenis waar de bewaker van alle kanten de gevangene de hele dag kan bespieden op zijn gedrag. Hiermee introduceert hij straffen als een disciplinering (een socialisatie/ educatief proces) waarbij individuen zich gaan gedragen ‘naar de norm’ en waarbij uiteindelijk de norm geïnternaliseerd wordt. Het gedrag wordt normaal en men gelooft dat het uit eigen vrije wil is. Straffen is een vorm van disciplinering; de mogelijkheid om je leven te verbeteren en te socialiseren in de gevangenis. We vinden de lijfstraffen van vroeger veel erger dan de straffen van tegenwoordig. Volgens Foucault kun je je afvragen of de lijfstraffen zoveel erger zijn dan de disciplinerende wijze van straffen, tegenwoordig. Wij mensen worden overal in de gaten gehouden door camera’s en op sociale media. De hele dag kunnen we betrapt worden of we wel voldoen aan de norm.
Machtsdynamieken
Foucault beschrijft machtsdynamieken. Het is geen vaststaand gegeven wie de macht heeft of wie onmachtig is. Dit kan variëren. Zo kunnen we bijvoorbeeld zien bij ministeries dat werknemers/ ambtenaren vaak machtig lijken. Tegelijkertijd zien we dat veel ministeries er alles aan doen om onrust in de tweede kamer te voorkomen. Hebben kamerleden of misschien wel burgers macht? Denk maar aan wat Hugo Borst en Carin Gaemers op een zeker moment hadden rondom de ouderenzorg.
Als we de theorie van Foucault toepassen op organisaties zou je het in termen van Jan Flameling kunnen zeggen: ‘Als je een plek wilt krijgen, dan heb je te voldoen aan het heersende paradigma’. Zo ontstaan er in organisaties rituelen en gewoonten en daar houden we ons aan, we vinden ze normaal en vertellen ook dat we het normaal vinden.
Werkelijkheid
We onderzochten in de workshop eerst de taal en het discours van de organisaties waarin de deelnemers werkzaam zijn. Wat wordt er uitgesloten? Wat mag er niet zijn? Oftewel: wat is de norm? Welke woorden hoor je binnen een gemeente en welke hoor je bij een arbodienstverlener? Duidelijk werd dat het volstrekt verschillende werelden zijn. Bij gemeenten hebben we het over de burger. Bij een arbodienstverlener over de verzuimende werknemer die geld kost en die je op lange termijn inzetbaar moet houden. Het gaat in gemeenten niet over burgers die inzetbaar en gezond moeten blijven op de lange termijn. Het gaat bij gemeenten ook niet om burgers die meer geld of minder geld zouden kosten of die geld zouden kunnen opleveren. Wat zou er gebeuren als daar wel het gesprek over zou gaan?
Tijdens de workshop speelden we met interessante paradigmaverschuivingen (in termen van Foucault over straffen). Stel je zou naar dak- en thuislozen kijken als ware het mensen waar je geld aan kunt verdienen? Wat zou er dan veranderen aan de inzet van gemeenten?
In de workshop stelden we de volgende vragen:
1. Wie stelt er de norm en wat is de norm?
Er zijn natuurlijk veel normen die gesteld worden. Je komt er achter door de vraag te stellen: wat is de boodschap die je steeds (in je oren gefluisterd) krijgt? Zo was er een deelnemer van de gemeente die de boodschap meekreeg: ‘ je moet het goed doen voor de wethouder.’
2. Wie of wat lijkt de macht te hebben?
Bij de gemeenten bleek het in dit geval de wethouder te zijn. Wat de wethouder wil, daar conformeren wij ons aan. Bij de arbodienstverlener lijken het de bedrijfsartsen te zijn.
3. Wie is onmachtig?
Volgens de deelnemer aan de workshop bleek dat de ambtenaren te zijn. Die voelen zich onmachtig. Ze kunnen hun kennis en doelen (wat goed is voor de doelgroep) moeilijk inzetten omdat de mening van de betreffende wethouder zo’n grote rol speelt.
We stonden stil bij de vraag van de deelnemer, namelijk hoe zij zich focust op de het maken van een strategisch beleidsplan. Zij realiseerde zich, dat zij in haar interventies dichter tegen de wethouder moet gaan bewegen en het niet standalone moet ontwikkelen en op papier moet gaan zetten.
Bij de overheidsorganisatie leek het erop dat de oudere medewerkers (bijna gepensioneerden) de macht hadden. De boodschap was: wij zijn als oudere medewerkers de kennishouders en jullie hebben ons nodig. Onmachtigheid zat bij de leidinggevenden. De een na de andere was ook al vertrokken in de afgelopen tijd. De interventies van de deelnemer richtte zich steeds op het organiseren van kennisbijeenkomsten (wat dus ook niet goed liep). Naar aanleiding van de workshop ontstond het idee om jongere medewerkers op andere plekken kennis te laten ophalen en de oudere medewerkers daar niet meer voor te benutten. Hierdoor werd ‘kennis is macht’ doorbroken.
Conclusie
Al met al zien we door het zoeklicht op de context en specifieker op machtsdynamieken te leggen, dat we gaan ontdekken welke andere interventierichtingen er zijn. Richtingen die eerder nog ondenkbaar waren.
Marieke Wilke is veranderkundig- interventiekundig adviseur en schrijft over haar ervaringen in haar werk in en rondom organisaties. Ze is partner bij Nul Vierentwintig.